M. Bimmel
In het begin van de 16de eeuw behoorde dit grote huis aan de apotheker Wouter vander Rullen. Het was onderverhuurd aan meerdere personen, waaronder een laarzenmaker en een kannengieter. In het cijnsboek van 1520 wordt het pand 'De Groenenborch' genoemd. Het perceel waarvoor betaald moet worden is een deel van 70 voet (= 20,13 m). Uit het geldbedrag valt af te leiden dat het om de helft van het grote perceel gaat. Het huidige perceel is 10.40 m, ruim 35 cm breder dan in de 16de eeuw. Is hier sprake van een osendrup tussen twee grote percelen, of lag de oorspronkelijke hoek met de voormalige poort ter plaatse van de huidige Ridderstraat iets meer naar het oosten? Het 70 voet brede perceel behoort tot een zeer vroege verkaveling waarop reeds in de 13de eeuw een stenen huis is gebouwd. De bakstenen fundering van de voorgevel dateert, zo blijkt uit het baksteenwerk, nog uit die tijd, evenals de zijmuur aan de Ridderstraat en de funderingsbogen van de achtergevel. Het gebouw lag evenwijdig aan de rooilijn van de Markt en zal een langwerpige rechthoekige plattegrond van circa 8,50 x 20 m gehad hebben. Het perceel liep aan de achterzijde vermoedelijk tot aan het terrein van de stadsmuur. Uit de cijnsboeken kan afgeleid worden dat deze grens lag bij het perceel Ridderstraat 14. Dit wordt bevestigd door de bouwsporen in dit pand en de te reconstrueren percelering. Wanneer de deling van het brede kavel in twee smallere plaatsvond is niet precies te zeggen, mogelijk geschiedde dit nog in de 14de eeuw. Misschien is ook hierna het grote stenen huis aan de Markt onderverdeeld. Hierbij zijn oude bakstenen hergebruikt voor het aanleggen van de kelders. Waarschijnlijk is toen eveneens de achtervleugel gebouwd. De achterkelder vertoont in ieder geval een bouwnaad met het voorste gedeelte. Gezien de steenformaten in de achterkelder kan de bouw ervan nog in de 14de eeuw hebben plaatsgevonden. De voornoemde tekening van J. A. Beerstraten, die het pand weergeeft met zware bakstenen trapgevels en een houten voorgevel is hier niet mee in strijd. Op het schilderij van het Schermersoproer staat een lange, lagere achtervleugel aangegeven. De deling van het achterterrein heeft, gezien de cijnsboeken en de bouwhistorische gegevens in de huizen aan de Ridderstraat, in ieder geval vóór 1520 plaatsgevonden. Het nieuwe huis dat na de deling van het grote perceel wordt gebouwd heeft een L-vormige plattegrond. De hoofdvleugel staat evenwijdig aan de rooilijn van de Markt. De beide kopgevels zijn hoge bakstenen trapgevels. De houten voorgevel kraagt tweemaal uit, wat een achterliggend houtskelethuis van twee | 361 |
verdiepingen doet vermoeden. Grote dakkapellen in twee rijen boven elkaar geven aan dat er twee zolders waren. Ook de achtervleugel, parallel aan de Ridderstraat gelegen, bestond uit twee verdiepingen met hoge kap. In de hoek tussen beide vleugels stond op het achtererf een traptoren. Uit de haardentelling van 1553 blijkt dat er in het huis een wijntaverne is gevestigd met zes schouwen, die geteld worden voor zeven. In het pand zijn ook nog enkele huurders gehuisvest, waaronder Peter de ijzerverkoper, die in de kelder zit en daar voor één schouw wordt aangeslagen. Het pand was voorzien van meerdere kelders, die vanuit de traptoren toegankelijk waren. Vóór het huis is in 1553 een grote kelder onder de straat aangelegd, welke helaas in 1978 gesloopt is. Na de aanleg van de straatkelder is de kelder onder het huis in tweeën gedeeld, waarbij beide kelders een toegang vanaf de Markt kregen. In het cijnsboek van 1573 wordt voor de straatkelder een afzonderlijke hertogcijns verlangd. Beide kelders en de straatkelder worden in 1578 afzonderlijk vermeld als het huis verkocht wordt aan Marcel van Vladeracken. Door een ingrijpende verbouwing in 1713 is van het 15de-eeuwse huis nog maar weinig aanwezig. De kelders, delen van de zijmuren en mogelijk nog enkele delen van de tweede verdiepingsbalklaag resteren nog. | 362 |
BeschrijvingAlgemeen:Bebouwing van het perceel op de hoek van de Markt en de Ridderstraat wordt al in het begin van de 16de eeuw genoemd. Dan staat er het huis ‘De Groenenborgh’, later ook wel ‘De Witte Swaan’ genoemd. In 1713 wordt het huis verkocht en vrijwel geheel afgebroken en komt het huidige pand er voor in de plaats.Het pand heeft een L-vormige plattegrond met een achterterrein in de oksel. Het achterterrein is overkapt. Het pand is opgebouwd uit een hoofdgebouw aan de Markt en een iets lager bouwdeel aan de Ridderstraat. Het pand telt vijf niveau’s, namelijk kelders, begane grond, eerste en tweede verdieping en een zolder onder een met gesmoorde kruispannen gedekt, afgetopt tentdak. Voorgevel:De 18de-eeuwse gepleisterde lijstgevel met attiek aan de Markt is voorzien van imitatievoegen en een laat 19de-eeuwse pui met een twintigste-eeuwse invulling. De pui bestaat uit drie gepleisterde pilasters op een natuurstenen basement. De ruimte tussen de pilasters wordt afgesloten door een stalen balk, uitgevoerd met rosetten. De gevel telt vier traveeën. Alle traveeën zijn zowel op de eerste- als op de tweede verdieping voorzien van een T-venster met draairamen (XX). De vensters zijn geplaatst in een geprofileerde omlijsting met kuif. Voor de vensters op de tweede verdieping zijn moderne balkonhekjes geplaatst. De gevel eindigt met een lage mezzanino attiek, voorzien van liggende nissen met afgeronde hoeken (wellicht oorspronkelijk ook vensters), waarboven een uitkragende geprofileerde bakgoot. In het dakschild aan deze zijde bevindt zich een kleine, in de late 19de eeuw toegevoegde dakkapel met plat dak.Linkerzijgevel:De linker zijgevel is een gemeenschappelijke gevel met het buurpand Markt 9 en is om die reden bij de sloop van het pand in 1713 behouden gebleven. Deze muur bevat ouder, middeleeuws muurwerk.Rechterzijgevel:De gepleisterde rechter zijgevel van het bouwdeel aan de Marktzijde behoort grotendeels tot de bouwfase uit 1713. Deze gevel is grotendeels blind; net boven het maaiveld bevindt zich één dichtgezet kelderlicht en onder de dakrand zijn twee moderne vensters met draairamen geplaatst, hierbij gebruik makende van oudere kozijnen. In het muurwerk bevinden zich diverse | 1 |
gevelankers ten behoeve van de balklagen. De rechter zijgevel van het lagere bouwdeel is op de begane grond geheel vernieuwd en voorzien van een glazen etalage. In de borstwering bevinden zich drie getoogde kelderlichten. Op de eerste verdieping bevinden zich in de kruisverband opgetrokken laat 19de-eeuwse gevel vijf gevelopeningen. Deze gevelopeningen bevatten T-vensters met schuivend onderraam en zijn voorzien van een gecementeerde raamdorpel en anderhalf steens strekken met zandstenen aanzet- en sluitstenen. Boven de vensters van de eerste verdieping bevindt zich een eenvoudig geprofileerde waterlijst. De waterlijst is door middel van vijf kleine pilasters op consoles met de geprofileerde uitkragende bakgoot verbonden. Tussen de pilasters bevinden zich drie dubbele ramen met stenen muurdam.Achtergevel:Het uiterlijk van de achtergevel wordt bepaald door een moderne raamindeling.InterieurOnder het pand bevinden zich drie gekoppelde, middeleeuwse kelders met tongewelf en een L-vormige plattegrond. De eerste kelder onder het voorste deel van het pand heeft een tongewelf waarvan de kruin evenwijdig loopt aan de Ridderstraat. In de voorgevel bevindt zich hier nog vroeg 14de-eeuws muurwerk, opgetrokken in Vlaams verband, horende bij het oorspronkelijke, in 1713 gesloopte huis ‘Groenenborgh’. Gescheiden door een dwarsmuur, bevindt zich onder het lage bouwdeel langs de Riddersteraat een tweede kelderruimte (XVI) met tongewelf, dat eveneens parallel aan de Ridderstraat ligt, met ter weerszijden drie steekgewelven. Links van deze kelder is de derde kelder: een kleine, langwerpige kelder met tongewelf, dat evenwijdig loopt aan de Ridderstraat en een kaarsnis in de linkerzijgevel heeft. Op kelderniveau zijn in de oksel van de L-vormige plattegrond nog de resten van een 16de-eeuwse traptoren te zien.Het gehele pand is voorzien van 18de-eeuwse enkelvoudige balklagen. De hoofdbouw heeft als kap een plat dak met een voor- en achterschild. De kap is rond 1900 vernieuwd en bestaat uit grenen Hollandse kapspanten met kreupele stijl. Boven de lagere aanbouw aan de Ridderstraat is een gordingenkap, die doorloopt over het pand Ridderstraat 2. | 2 |
Redengevende omschrijvingHet hoekpand heeft een hoge monumentale waarde vanwege de situering op de hoek van de Markt en de Ridderstraat, op een sinds de Middeleeuwen bebouwd perceel. Het heeft een hoge waarde door de 18de-eeuwse lijstgevel aan de Markt en vanwege de restanten, met name in de kelders en de zijmuren, van de middeleeuwse bebouwing. | 3 |
Voorkelder, kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Adelmeijer234. "Groenenborgh" anno 1597. Later "De Zwaan". Reeds in overoude tijden groote stadsherberg. (Adelmeijer) | 31 |
No. 7 Naast het voormalig huis de Witte Arend staat het huis de Witte flesch, ook wel het Gekroond Vosken geheeten, nu genummerd Markt 9. Van Jan Nagels, kannegieter, ook wel van Vucht geheeten, die de zoon was van Dirck Andrieszoon en later Cangieters genaamd werd, erfden dit huis zijne kinderen Jan, Maria en Elsbena Cangieters, die het 25 Juli 1575 (Reg. no 237 f. 208) verkochten aan Peter Biljet Janszn; diens zoon Jan Biljet verkocht het den laatsten Maart 1607 (Reg. n° 251 f. 68) aan Christiaan (ook wel genaamd Corstiaan) van Groeningen Willemszn. Den 28 September 1753 (Reg.
| 442 |
n° 575 f. 182 vso) werd het door Judith Petronella Bakkers voor de eene 1/2 en door Gijsbertus Versluys, Thodorus Versluys, Petrus Versluys, Peter Cramers als gehuwd met Anna Louisa Versluys en Johannes Wilhelmus Smeling als gehuwd met Catharina Ludovica Versluys, allen kinderen van wijlen Philippus Oarel Versluys en Barbara Bakkers, voor de andere 1/2, wonende alle deze verkoopers te den Bosch, verkocht aan Johan van Hooft, koopman aldaar; het werd toen gezegd te staan tusschen het huis der Wed. van Dinther ex uno en dat der Wed. Bertrand ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan het erf der laatstgenoemde weduwe. Naast dit huis staat het huis de Groenenburg, dat omstreeks het begin der 16e eeuw toebehoorde aan Wouter van der Rullen, wellicht dezelfde als de Wouter van der Rullen, die in eene Bossche schepenakte van 1529 compareerde als apotheker op de Markt 1); van hem erfde dit huis zijne dochter Elisabeth en van deze waarschijnlijk hare zuster Jacoba van der Rullen, die de echtgenoote was van Willem van Achelen; immers hun zoon Ygram van Achelen 2) verleende in 1534 (Reg. n° 147 f. 75) eene grondrente uit dat huis aan de kinderen zijner zuster Agnese van Achelen 3), die gehuwd was met Goyart Symons; toen hij de rente van dezen cijns niet aan die kinderen betaalde, werd dat huis gerechtelijk uitgewonnen en alstoen werd het Groot Ziekengasthuis van den Bosch daarvan kooper; deszelfs rector Frans Henrickszn van Gestel verkocht het 8 April 1573 (Reg. n° 222 f. 140) weder aan Goijart van der Eist Walraafszn in diens hoedanigheid van executeur van het testament van Aleid, weduwe van Gerard, zoon van Roelof Jacobszn; deze verkoop zal waar-
| 443 |
schijnlijk geschied zijn om andere rechtshandelingen te regulariseeren, want blijkens eene Bossche schepenakte van 5 Mei 1578 (Reg. n° 228 f. 188) had laatstgenoemde Gerard de Groenenburg 24 Februari 1563 reeds gekocht van voornoemden Goijart van der Elst als man van Agnes en van Herman Goijartzn als man van Aleid, zijnde die beide vrouwen dochters van Dierck van Merevenne (den zoon van Goijart Dirckszn van Buedel genaamd van Merevenne en Aleid; cf. Reg. n° 157 f. 81 vso) en Elisabeth N,; alsmede van de voogden over Cornelis, Jacob, Elisabeth, Maria en Catharina, onmondige kinderen van Dierick van Merevenne en Aleid voornoemd en van Arnold, zoon van dezelfden, terwijl Aleid, de bastaard van meergenoemden Dierick van Merevenne en weduwe van voornoemden Gerard, zoon van Roelof Janszn, krachtens het testament van haren gezegden natuurlijken vader dat huis had gelegateerd aan diens voornoemde echte kinderen, alsmede aan haren voornoemden man, dien zij daarbij, omdat hij de zoon was van hare zuster Sara, haren nepos noemde. Volgens eene Schepenakte van 18 Februari 1550 (Reg. no 182 f. 118 vso) had genoemde Dierick van Merevenne reeds op dien datum de Groenenburg gekocht van Dirck Haghens Dirckszn als man van Margaretha, dochter van mr. Henrick Pelgrom de Bye Dirckszn en weduwe van Ygram van Achelen Willemszn. In elk geval werd hij ten slotte er rechtens eigenaar van, want den 5 Mei 1578 (Reg. n° 228 f. 188) verkochten zijne kinderen, genaamd: Jacob, Agnes, echtgenoote van Goijart van der Elst voornoemd, Maria, echtgenoote van Jan, den zoon van mr. Jan van der Stegen, Cornelis, Aleid, echtgenoote van Herman Goijartszn voornoemd en Catharina van Merevenne, zoomede de voogden over Gerard, den onmondigen zoon van Laureijns Gerardszn van den Graeve en Sara, de bastaard van dienzelfden Dierick van Merevenne, de Groenenburg, welke alstoen gezegd werd te zijn: domus, area, hereditas vacua, domus posterior, quae domus posterior domus inhabitationis per se esse dinoscitur, cum duobus penariis sub dictis
| 444 |
domo et area consistentibus et adhuc uno penario ante dictam domum sub foro consistente, dictae communiter Groenenborch en staande tusschen het huis van den kramer Petrus Janszn Biljet ex uno en het Ridderstraatje ex alio, aan Marcelis van Vladeracken, zoon van Dionysius 4), den zoon van Arnd van Vladeracken (zoon van Arnd Arndszn) (Reg. n° 237 f. 636 vso) 5) en Elkenen Kethelaer 6) Dionysiusdr, welke laatstgenoemde echtelieden, behalve den zoon Dionysius, blijkens Reg. n° 170 f. 63 vso ook nog tot kinderen hadden Peter en Wilhelmina van Vladeracken, (welke laatste de huisvrouw was van Wouter Schuermans).
Genoemde Marcelis van Vladeracken liet de Groenenburg na aan zijne weduwe Mechteld van Langel Marcelisdochter (van wie hij had eene dochter Emmeken van Vladeracken, de huisvrouw van Henrick Wynants Janszn). Zij verkocht de Groenenburg 3 December 1612 (Reg. n° 252 f. 264) aan den wijntavernier Balthazar Corstiaenszoon van Colen (of van Ceulen), die er wel eene wijntaverne van zal hebben gemaakt als dit huis zulks toen al niet reeds was. Van hem werd dat huis geërfd door de kinderen, die hij had van zijne vrouw Isabel Rovers; zij waren: Franchoys van Ceulen, Maria van Ceulen, echtgenoote van Engelbert de Nettin en wellicht nog een derde, want de beide eerstbedoelde kinderen verkochten elk slechts een derde in dit huis; het werd bij de akten, waarbij zij zulks deden, zijnde respectievelijk van 11 Augustus 1636 (Reg. n° 338 f. 157) en 6 April 1637 (Reg. n° 374 f. 349), aldus omschre-
| 445 |
ven: „eene huysinge, erve, ledige plaetsse ende hoff met twee kelders onder de voors. huysinge ende eenen kelder onder de merckt voor den huyse, gemeynlijck genoempt Groenenborch, gestaen ende gelegen aen de gemeyn merckt tussen erffenisse Peeters Janszn Bilet voortijds ende nu Corstiaens van Groeningen aen d'een syde ende tussen 't Ridderstraetken aen d'ander syde, streckende voor van de gemeyn merckt achterwairts tot een ganxken, uutcomende in de Ridderstraet". Kooper werd toen van dit huis Franchoys van Bree Junior (de zoon van Franchoys van Bree, die wijnkooper en waard of conciërge op de Gaffel te den Bosch was en zoon van Johan Hanszn van Bree en Margaretha van der Cammen, de dochter van Franchoys Danielszn), en Catharina van Loon; in 1632 was hij gehuwd met Maria, dochter van Corstiaan of Christiaen van Groeningen voornoemd. Hoe gezegd huis later van hem aan de na te noemen verkoopers is gekomen, blijkt niet. Deze verkoopers waren: voor de helft Paulus de Graeuw, secretaris van Thielen, welke die helft geërfd had van Philips van Horen en van diens broeders, en voor een vierde Pieter Karsmans, welke dat een vierde geërfd had van zijne moeder Maria Strick wed. Gijsbrecht Karsmans, die het weder geërfd had van genoemden Philips van Horen; zij verkochten die parten 14 December 1694 (Reg. n° 481 f. 76 vso) aan Anthony van Beusesom, die toen het hierbedoeld huis, dat alstoen het Groenhuis of de Witte Zwaan heette, welken laatsten naam het in 1658 reeds had, als huurder bewoonde. Ten laste van laatstgenoemden kooper is dit huis 18 December 1713 wegens achterstallige belasting gerechtelijk uitgewonnen; het werd daarbij omschreven als: „een schoon en welgelegen huis en erve, staende en gelegen binnen deze stad op de Markt op den hoek van het Ridderstraetje, van outs genaemt de Swaan, d'eene syde huys en erve toekomende Gijsbert Bakkers, de andere zyde het Ridderstraetje voornoemt, zoo ende gelijk als het Anthony van Beusecom bewoont”; kooper werd toen daarvan Johan Quirijn van Niel, wijnkooper
| 446 |
te den Bosch, ten wiens laste het den 23 December 1713 (Reg. n° 524 f. 355) ook gerechtelijk werd verkocht en wel aan Bartholomey Bertrand, koopman aldaar; deze brak het onmiddellijk daarop bijna geheel af en bouwde er het tegenwoordig huis voor in de plaats. Van dezen erfde dat huis diens dochter Olympe Bertrand, die het ten huwelijk bracht aan haren man Johan van Hooft, ook koopman te den Bosch; het had of kreeg toen den naam van het Stadskoffiehuis. Van laatstgenoemde echtelieden werd dit huis geërfd door hunne kinderen: 1° Maria Susanna van Hooft weduwe van Jean Meyneau, woonachtig te den Bosch; 2° Barthelemi Dirk van Hooft, echtgenoot van Maria Elisabeth des Fontaines en 3° van Hooft, echtgenoot van Bartholomie Lasserre; van deze erfgenamen verkochten genoemde weduwe Meyneau, Maria Elisabeth des Fontaines, toen reeds weduwe van haren genoemden man en de erfgenamen van den sub 3° vermelden van Hooft 17 Mei 1802 de Groenenburg aan den reeds genoemden mr. Salomon Krul, die in 1809 daarbij nog aankocht het daarnaast staand huis de Witte flesch. Blijkens eene oude afbeelding van de Bossche Markt, gereproduceerd in het Ie Deel van het Tijdschrift van Sassen voor N. Brab, Oudheid-, taal- en letterkunde, stond in de 17e eeuw voor de Groenenburg eene paal, waarop een zwaan lag.
| 447 |
Noten | |
1. | In 1573 woonde in den Bosch Wouter van der Runen, zoon van Arnd Wouterszn. |
2. | Zijne vrouw was Margaretha, dochter van mr. Henrick Pelgrom de Bye Dirckszn; zij hertrouwde na zijnen dood met Dirck Haghens Dirckszn. cf. Taxandria XX p. 198. |
3. | Zie Deel II p. 543. De aldaar genoemde echtelieden Symons hadden ook nog een zoon Jacob. |
4. | Hij zal dezelfde geweest zijn als de Denys van Vladeracken, die blijkens Prosp. Cuypers t.a.p. blz 488, in 1567 was: knaepe van Sinte Cathelyne ende Sinte Peetersautaren binnen Sinte Janskercke (te den Bosch) en toen oudt omtrent 55 oft 56 jaeren. Zijne vrouw was Anna, de dochter van Arnold Marceliszoon en Mechteld van Neerbroeck. |
5. | Wellicht behoorden deze van Vladeracken's tot den bastaardtak dezer familie. |
6. | Hare zuster Mariken Ketheiaer huwde met Jan van Baerle en had in 1563 nagelaten twee huizen, staande te Breda tegen de Gevangenpoort ter plaatse genaamd „bij Nonnenveld"; zij schijnt kinderloos te zijn overleden (Reg. n° 208 f. 381). |
1865 | R.H. van den Dries (koopman in koloniale waren en commissionair in effecten) |
1875 | R.H. van den Dries (effectenhandelaar) |
1881 | J.B.C.M. Adelmeijer (winkelier in manufacturen) - wed. C. Huijvenaar (partikuliere) |
1908 | J.B.C.M.M. Adelmeijer (manufacturier) - mej. Chr. Wilbers |
1910 | J.B.C.M.M. Adelmeijer (manufacturier) - mej. Chr. Wilbers |
1923 | wed. Johan B.C.M.M. Adelmeijer (koopman manufacturen) |
1928 | fa. M. Adelmeijer - wed. J.B.C.M.M. Adelmeijer |
1943 | fa. M. Adelmeijer (dames en heeren stoffen) |
2003 | ? (Best Business) herenmode |